woensdag 3 april 2013

Opdracht Literatuur Verlichting

Reisverhaal

De stralen van de zon worden weerspiegeld door het zeeoppervlak en schijnen op mijn gezicht. Ik doe mijn ogen open en kijk om me heen. Ik zie niemand. Het enige wat ik zie is blauw. De blauwe zee en de blauwe lucht, die van elkaar worden gescheiden door de horizon. Ik drijf op mijn bootje. Ik ben op de vlucht. Op de vlucht voor de hectische en oneerlijke maatschappij waar wij in leven. Ik ben op zoek naar rust en vrede. Waar ik heen ga weet ik niet. Ik was van plan om niet ver te reizen. Naar Frankrijk of Spanje, maar daar ben ik weken geleden al langs gevaren. Ik zie iets verschijnen aan de verre horizon. Ik zie eindelijk weer land.

Na een dag gevaren te hebben, kom ik aan op het voor mij nog onbekende land. Welk land zou dit zijn? Iets in Afrika misschien? Of Zuid-Amerika? Ik zet mijn voet aan land. Ik kijk om me heen, zoekend naar een teken van leven. Het enige wat ik zie, zijn bossen en wat insecten. Ik besluit om verder over het strand te lopen. Dan zie ik iets in de verte. Ik ren er heen, maar nu ik halverwege ben, sta ik ineens stil. Wat als dit helemaal geen land is? Wat als dit een eiland is waar kanibalen wonen? Dan is het niet slim om naar hen toe te gaan. Maar wat moet ik dan? Ik kan niet meer veel langer zonder water en eten. Ik draai me om om verder te lopen, maar er staat plotseling een klein jongetje voor me. Hij spreekt een taal die enigzins op engels lijkt. Het enige wat ik van hem begrijp, is dat hij wil dat ik hem volg. Ik loop achter het jongetje aan en we komen bij een soort dorpje. Het hele dorpje ziet er uit als een oude Romeinse stad. Het jongetje brengt mij naar een soort grote tempel. Daar moet ik wachten tot er een man naar me toe komt. Hij geeft me een hand en snapt dat ik zijn taal niet begrijp. Dus begint hij ineens Nederlands tegen me te praten. Ik vraag hem hoe het kan dat hij Nederlands spreekt. Hij zegt dat hier geen onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende culturen en dat iedereen een beetje van iedere cultuur in zich heeft. Iedereen spreekt hier dus iedere taal, ieder geloof mag hier open en bloot worden geuit. Het enige dat belangrijk is, is respect. Protestanten en Katholieken, Joden en Islamieten, zwart en wit, alles leeft hier in vrede naast elkaar. Ik verbaas me om de harmonie die hier in dit dorp is. Als ik de man vraag waar ze van leven zegt hij: "Van alles wat de natuur ons geeft.". Ik vraag waar ze dan handelen want ik ben nog geen winkel of markt tegen gekomen. Hij vertelt dat ze niet iets kennen als geld. Iedereen zorgt voor iedereen. De man blijkt de burgemeester te zijn en vraagt hoe lang ik in het dorp blijf. Ik vertel hem dat ik de weg naar huis niet ken dus vraagt hij waarom ik niet gewoon blijf. Ik ben een beetje verbaasd van het plotselinge aanbod, maar dan bedenk ik me: Ik wilde weg van de hectiek. Ik was op zoek naar rust en vrede. Dat heb ik nu gevonden, dus ik besluit te blijven. Ik heb eindelijk gevonden waar ik altijd al naar op zoek was in mijn eigen samenleving. Ik heb mijn thuis gevonden.